Hoofdstuk VIII Het gefixeerde beeld, De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog, L. de Jong - DBNL (2024)

[pagina 177]

[p. 177]

Hoofdstuk VIII
Het gefixeerde beeld

HET is tijd voor een terugblik; tijd om de voorstellingen betreffende de Duitse Vijfde Colonne die zich vanaf 1933 - nog voor de term zelf geboren was - doch in het bijzonder tijdens de oorlogsjaren in de landen buiten Duitsland gevormd hebben, samen te vatten. In hoeverre die voorstellingen in overeenstemming geweest zijn met de werkelijkheid, doet hier nog niet ter zake. Wij onderzoeken niet, wij refereren slechts.

Welnu - men heeft van de Duitse Vijfde Colonnisten globaal gesproken het volgende gemeend:

‘Zij tasten heimelijk de integriteit van de staat aan, in vredestijd met middelen, strijdig met recht en moraal, tijdens de Duitse aggressie met acties die buiten het beeld van de ‘normale’ oorlog vallen. Zij strijden nimmer met open vizier; zij openen het vizier pas als zij hun doel bereikt hebben. De Vijfde Colonne draagt een verraderlijk karakter. Zij attaqueert van binnen uit. Zij valt in de rug aan.’

Dat was één karaktertrek die men haar toeschreef, doch er zaten in het gevormde beeld nog andere die beschrijving verdienen:

‘De Duitse Vijfde Colonne is dienstbaar aan Hitler. Zij bevordert de territoriale expansie van Duitsland. Zij wil voor het Derde Rijk de wereldheerschappij bevechten. Dat is haar doel. De middelen zijn verschillend naar gelang de omstandigheden. Zolang het vrede is, dragen zij een politiek karakter. Dan wordt getracht, de staat van de tegenstander te verzwakken door de Duitse groep zo sterk en gesloten mogelijk te maken, de actie van andere, niet-Duitse groepen die zich tegen diezelfde staat richten, te stimuleren en binnen die staat de verborgen tegenstellingen openbaar, de openbare virulent te maken. Tegelijk wordt, waar nodig, door die Vijfde Colonne Duitslands komende militaire aggressie door intensieve spionnage bevorderd. Slaat het uur van de aanval en rukken de Duitse legers het betrokken land binnen, dan wordt tijdens de gevechten die spionnage voortgezet, doch dan worden ook andere middelen toegepast: militaire en semi-militaire acties, sabo-

[pagina 178]

[p. 178]

tage, het moedwillig verspreiden van geruchten en het aankweken van verwarring. Die handelingen dragen niet een toevallig of spontaan karakter. Zij zijn van tevoren beraamd - afgesproken met opdrachtgevers in het Derde Rijk. Zij geschieden bewust en in overeenstemming met de intenties van Duitse autoriteiten. De Vijfde Colonne is werktuig - willig werktuig.’

Zo zag men het.

Al deze vormen van activiteit is men buiten Duitsland in de jaren der nationaal-socialistische expansie aan de Duitse Vijfde Colonne gaan toeschrijven. Het begrip Vijfde Colonne heeft men daarbij nu eens tot al die vormen tezamen uitgestrekt en het dan weer tot een deel daarvan beperkt. Dat hing er vaak van af wat men op een bepaald moment en in een bepaald land aan Vijfde-Colonne-werkzaamheden meende te ontwaren. In algemeen gebruik kwam de term eerst na de Duitse invasie van Denemarken en Noorwegen, vooral na die van de Lage Landen en Frankrijk. Het accent viel toen op wat men de ‘militaire’ Vijfde Colonne zou kunnen noemen. De vacantiegangers en jeugdige trekkers die, naar men meende, in Noorwegen zo grondig gespionneerd hadden; de Rijksduitse burgers die, naar men vernam, in Den Haag een gewapende aanval op het regeringscentrum hadden uitgevoerd; de Duitse agenten die, zoals men in de pers las, in België of Frankrijk, al of niet per parachute neergelaten, al of niet in vermomming, valse orders doorgegeven en vergiftigde bonbons rondgedeeld hadden - hen allen noemde men ‘Vijfde Colonnisten’. ‘Vijfde Colonnisten’ noemde men echter ook de ‘verraders’ in de overvallen landen: in Noorwegen Quisling en zijn aanhangers die, naar men geloofde, klaar hadden gestaan om de defensie in het honderd te laten lopen en het bewind over te nemen; in Nederland de NSB-ers die, daarvan was men overtuigd, in grote getale uit de huizen op de Nederlandse troepen hadden geschoten; in België de Vlaamse en Waalse fascisten van wie men vernam dat zij demoraliserende geruchten hadden verspreid; in Frankrijk de politici die opzettelijk 's lands oorlogsinspanning gesaboteerd zouden hebben teneinde het met Hitler zo spoedig mogelijk op een accoordje te kunnen gooien.

Toen de term ‘Vijfde Colonne’ eenmaal in algemeen gebruik gekomen was, werd hij ook naar het verleden geprojecteerd en werden er alle handelingen mee aangeduid die men vanaf 1933 in verband gezien had met de grote, aggressieve, nationaal-socialistische conspiratie. Er was geen aarzeling, de Rijksduitsers die in den vreemde hadden zitten wroeten of de Volksduitsers die, hoewel burgers van andere staten, Adolf Hitler als hun werkelijke leider beschouwd hadden, als ‘Vijfde Colonnisten’ aan te duiden. De Oostenrijkse Nazi's die op 25 Juli 1934 in nagemaakte uniformen de kanselarij binnengedrongen waren en Dollfuss vermoord hadden, waren ‘Vijfde Colonnisten’ geweest. Seyss-Inquart die, zo zag men het, in schijn met Schuschnigg samengewerkt en in werkelijkheid zijn positie ondermijnd had om tenslotte per telegram Hitler uit te

[pagina 179]

[p. 179]

nodigen, Oostenrijk te bezetten; Konrad Henlein die, naar men concludeerde, in voortdurend overleg met Berlijn de Sudetenduitsers eerst tot politieke opstand tegen de Tsjechoslowaakse republiek bewogen had en daarna zelfs tot militaire rebellie - hen beiden ging men als prototypen van de Vijfde Colonne beschouwen, als verraders bij uitnemendheid.

Hoe dit beeld van de Vijfde Colonne gegroeid is, laat zich niet exact weergeven. De stromingen die, bewust en onbewust, door de geesten der mensen gaan, kan men niet nauwkeurig in kaart brengen. Ook die werkelijkheid is oneindig gecompliceerder dan zich ooit in woorden laat uitdrukken. In het algemeen kan men echter zeggen, dat het reële verschijnselen geweest zijn - verschijnselen dus, die zich werkelijk voorgedaan hebben - die de eerste stoot gaven tot de algemene opvatting dat er een Vijfde Colonne bestond. De moord op Dollfuss, de Anschluss van Oostenrijk, de vorming van Henleins Sudetenduits Legioen, maar ook: de demonstraties van nationaal-socialistische Rijksduitsers in het buitenland, hun bij huiszoeking en proces in ver uit elkaar liggende landen (van Litauen tot Zuidwest-Afrika) blootgelegde intriges - dat waren alles onweersprekelijke feiten. Even onweersprekelijk achtten, tijdens de Duitse invasie, bij voorbeeld de Polen het massale verraad der Volksduitsers, de Nederlanders dat van Duitse en Nederlandse nationaal-socialisten. Het ‘internationale’ beeld der ‘Vijfde Colonne’ ontstond uit de ‘nationale’ die zich aanvankelijk betrekkelijk los van elkaar vormden. Het optreden van Seyss-Inquart en Henlein bewerkstelligde, wij schreven dit reeds eerder, dat de Vijfde Colonne wereldnieuws werd - een thema dat, over grote delen van het aardoppervlak, pers en radio niet meer lieten vallen. Bij herhaling werd er over geschreven en gesproken, maar natuurlijk nimmer zo intensief als in die catastrofale lente en zomer van 1940 toen, zo meende men, de Vijfde Colonnisten ten aanval togen van Narvik tot Montevideo, van Rotterdam tot Batavia. Toen werd eerst recht het beeld van die Vijfde Colonne, duidelijk en scherp-omlijnd, als op een gevoelige plaat gevormd in de ziel van tientallen, ja honderden millioenen mensen.

Door wat men later aan daden van Duitsers en andere nationaal-socialisten waarnam, werd dat beeld slechts gefixeerd.

Dat in de door Duitsland bezette landen Rijks- en Volksduitsers zich gesloten onder het teken van het hakenkruis verenigden en de ‘inheemse’ nationaal-socialisten evident aan Hitlers kant stonden, was bewijs te meer voor de opvatting dat die groepen de komst der Duitsers actief als Vijfde Colonnisten bevorderd hadden.

Van niet te onderschatten betekenis bij de fixering van het beeld was voorts wat men na de Duitse aggressies over de Vijfde Colonne kon lezen.

Uit de voornaamste Amerikaanse week-, maand- en kwartaalbladen, die uiteraard bij het dagelijks nieuws ten achter waren, had Huntington, niet verder teruggaand dan tot het uitbreken van de oorlog, in October 1940 al 121 artikelen verzameld, handelend over ‘de Europese ‘Vijfde

[pagina 180]

[p. 180]

Colonne’ en de opbouw van het Amerikaanse moreel.’Ga naar voetnoot1 Hellman kon in 1943 een bibliografie over ‘de Vijfde Colonne der Nazi's’ samenstellen waarin alleen de in de beide Amerika's verschenen boeken en tijdschriftartikelen van enige importantie opgesomd waren - ten getale van 290.Ga naar voetnoot2

Men moet, wat de Verenigde Staten betreft, wel bijzondere betekenis toekennen aan een serie artikelen over de Vijfde Colonne van de hand van kolonel William J. Donovan en Edgar Ansel Mowrer. Donovan, een ondernemend en moedig man, die na een prachtige carrière in de eerste wereldoorlog de strijd in Abessynië en Spanje van nabij aanschouwd had, was een persoonlijk vriend van de republikein Frank Knox, eigenaar van de Chicago Daily News. Toen Knox op 20 Juni 1940 door Roosevelt tot minister van marine benoemd werd, had hij Donovan voorgesteld als minister van oorlog. De president gaf de voorkeur aan Henry Stimson.Met instemming van Roosevelt die de pessimistische dépêches van zijn ambassadeur Kennedy wantrouwde, werd Donovan daarop door Knox naar Londen gezonden met opdracht rapport uit te brengen over Engelands kansen, zich te handhaven onder Hitlers onvermijdelijk komende slagen. Hij vertrok op 14 Juli. Begin Augustus was hij met sterk-positieve indrukken in Washington teruggekeerd. Hij had tegelijk in Londen gegevens verzameld over het werk van de Vijfde Colonne op net vasteland van Europa. Daartoe had hij zich geassocieerd met Mowrer, auteur van het in '33 verschenen, uitstekende werk ‘Duitsland zet de klok terug’. Mowrer had in Europa de Chicago Daily News vertegenwoordigd. Met moeite had hij uit Frankrijk via Lissabon Engeland weten te bereiken. De door Donovan en Mowrer over de Vijfde Colonne verzamelde gegevens werden zo belangrijk geacht dat zij, in vier artikelen onder hun beider naam samengevat, aan de Associated Press, de United Press en de International News Service ter beschikking gesteld werden die ze aan practisch alle Amerikaanse dagbladen doorgaven waarin zij op 20, 21, 22 en 23 Augustis 1940 verschenen.

Zij verdienen hier als typerend en invloedrijk voorbeeld samengevat te worden.

Donovan en Mowrer begonnen met een beeld te geven van Hitlers overwinningen. Zijn strijdkrachten waren de sterkste geweest, maar nooit had hij in zo korte tijd zo overtuigend kunnen zegevieren, als de Duitsers in den vreemde en zijn bondgenoten in de te overvallen landen hem niet geholpen hadden. De Sudetenduitsers hadden de ondergang van Tsjechoslowakije bewerkstelligd. Polen was door zijn Volksduitsers, door de Gestapo geleid, in de rug aangevallen; tienduizend hunner waren

[pagina 181]

[p. 181]

tot agent en gids van de invasielegers opgeleid; anderen hadden valse orders verspreid en militaire doelen met tekens aangegeven. In Denemarken hadden de Duitsers de demoralisatie bevorderd, Noorwegen was door in schepen verborgen Duitse soldaten overvallen. In Nederland hadden 120.000 Rijksduitsers hun gastheren beschoten ‘met de furie van derwisjen’Ga naar voetnoot1 in België 60.000 de Vlaamse en Waalse fascisten gefinancierd. Duitse agenten als Friedrich Sieburg en Otto Abetz hadden Frankrijk rijp gemaakt voor de capitularie. Engeland had alle gevaarlijke elementen, de réfugiés incluis, tijdig geïnterneerd.

Een ‘inheemse’ Vijfde Colonne had, zo gingen Donovan en Mowrer verder, in Tsjechoslowakije en Polen niet bestaan. In Noorwegen daarentegen, had Quisling het Duitse succes mogelijk gemaakt. In Nederland hadden de NSB-ers Hitler geholpen. Vlaamse Nazi's hadden de vitale bruggen over het Albertkanaal verraden. Franse spionnen hadden Hitler voortdurend perfect op de hoogte gehouden en de Franse upper ten en intellectuelen waren jarenlang bewerkt door Duitse propagandisten. Misschien waren er ook in Engeland wel défaitisten.

Aan dit organisatorisch en propagandistisch werk in het buitenland hadden de Duitsers, aldus Donovan en Mowrer, per jaar 200 millioen dollar besteed. Een deel daarvan was ter beschikking gesteld van de Auslands-Organisation der NSDAP, die ‘bijna vier millioen leden’ telde, ‘allen bewuste agenten.’Ga naar voetnoot2 Rijksduitsers, genaturaliseerde Duitsers en niet-Duitsers waren er lid van. Naast de Auslands-Organisation werkten Gestapo, propaganda-ministerie, arbeidsfront, spionnage-diensten en het Auswärtige Amt, allen tezamen met dertigduizend employé's, vijfduizend in dienst van de Gestapo, uitgerust met kleine zendertjes. Duitse dienstboden en studenten waren veelvuldig als agent opgetreden.

Op al die actie was de democratie te weinig bedacht geweest. Dat gold ook voor de Verenigde Staten, waar zich vermoedelijk ‘de beste door Nazi's geschoolde Vijfde Colonne ter wereld’Ga naar voetnoot3 bevond. Grote waakzaamheid was nodig om dat gevaar te beteugelen.

Deze beschouwingen van Donovan en Mowrer werden, nadat zij in de pers verschenen waren, nog in brochurevorm uitgegeven met een woord vooraf van Knox die hun beider ‘zorgvuldige studie, uitgevoerd met iedere officiële bron tot hun beschikking’Ga naar voetnoot4 warm aanbeval.

Ruim twee jaar later, in 1943, liet het State Department een uitvoerig boekwerk verschijnen dat, in hoofdzaak op grond van Duits publicatie- materiaal, een boeiend beeld gaf van de ontwikkeling der betrekkingen tussen Duitsland en de Duitsers buiten Duitslands grenzen en waarin ook de ‘Vijfde Colonne’ ter sprake kwam, mede aan de hand van vertrouwelijke inlichtingen. Het belangrijkste specimen daarvan werd gevormd

[pagina 182]

[p. 182]

door uittreksels uit ‘een vertrouwelijk, betrouwbaar rapport, aan andere bronnen geverifieerd, van de veelzijdige Duitse Vijfde-Colonne-werkzaamheid in Nederland vóór de Duitse invasie’.Ga naar voetnoot1

Volgens dit rapport was de Reichsdeutsche Gemeinschaft, die zich neutraal voordeed, in feite een nationaal-socialistische organisatie geweest. Haar leider, Otto Butting, was ‘de ongekroonde koning van iedere Duitse burger’ woonachtig in NederlandGa naar voetnoot2. Hij werkte nauw samen met de Duitse spionnage-dienst, want door de Reichsdeutsche Gemeinschaft had hij ‘een paar Nazi-ogen, een paar Nazi-oren in iedere stad en ieder gehucht van Nederland’.Ga naar voetnoot3

Zo had het hoofd van de spionnage-dienst kunnen beweren, dat hij ‘iedere steen in Nederland’ kende, waarmee hij bedoelde: ‘kanaal, sluis, brug, viaduct, afgraving, hoofdweg, zijweg, vliegveld, landingsterrein en de naam en het adres van Nederlandse Nazi's die, als het zover was, het invasieleger zouden helpen’.Ga naar voetnoot4 Butting bezat voorts een kartotheek met bijzonderheden over talrijke niet-Duitsers en over de 100.000 Duitsers die gedwongen waren, toe te treden tot het Arbeitsfront. Velen hunner spionneerden. Met behulp van Nederlandse Nazi's had hij 80.000 Nederlandse werklozen in Duitsland geplaatst weten te krijgen, die daar tot aanhangers van Hitler bekeerd waren. Deze lieden hadden zich na hun terugkeer bevonden ‘onder de Nederlanders van iedere sociale stand, hoog en laag, die de Duitse parachutisten verwelkomden en verzorgden en hun de weg wezen’.Ga naar voetnoot5

Dit document trok door zijn kennelijk op inside information berustende details de aandacht. Als even authentiek aanvaardde men talrijke, op eigen ervaring berustende werken, geschreven door autoriteiten als de president van de Noorse Kamer, Carl J. HambroGa naar voetnoot6, en de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, mr E.N. van KleffensGa naar voetnoot7, door journalisten, of door andere ooggetuigen die op het nippertje of later de door Duitsland bezette gebieden verlaten hadden. Regeringen droegen het hunne bij tot de fixering van het Vijfde-Colonne-beeld; de Poolse publiceerde een reeks getuigenissen van uit Polen ontsnapte militairenGa naar voetnoot8, de Tsjechische een grote groep documenten over de Henlein-beweging.Ga naar voetnoot9 Alle gegevens, die sinds 1933 wereldkundig geworden waren, werden voorts op hun wijze door talrijke auteurs tot monografieën verwerkt.

[pagina 183]

[p. 183]

Vooral wat de centrale organisatie dier Vijfde Colonne betrof, spraken deze elkaar veelal tegen. Sommigen zagen Bohle, hoofd van de Auslands-Organisation van de NSDAP, als de voornaamste figuur, die ‘99 procent van de Duitsers in den vreemde controleerde’Ga naar voetnoot1 en ‘directe supervisie’ uitoefende over het Auswärtige AmtGa naar voetnoot2. Volgens anderen was Wilhelm Canaris, hoofd van de Duitse spionnagedienst, de grote schuldige; hij ‘had bijna onbeperkte macht’.Ga naar voetnoot3 Een derde zag Ribbentrop als de man die de aan te vallen staten ondermijnd had ‘door middel van omkoperij, vleierij, voluptueuze vrouwen - ja, en zelfs geïmporteerde dienstmeisjes en hotelportiers’.Ga naar voetnoot4 Een vierde berichtte dat de Volksbund für das Deutschtum im Ausland ‘meer dan tienduizend goed-getrainde agenten en vertrouwenslieden’ uitgezonden had.Ga naar voetnoot5

Reserves ten aanzien van de almacht der Vijfde Colonne maakten expressis verbis slechts weinigen. De Belgische regering verklaarde spoedig na aankomst in Londen dat in haar land ‘de vijfde kolom slechts uit enkele eenlingen’ bestaan had.Ga naar voetnoot6 Mitrany publiceerde in 1941 zijn conclusie dat de Nazi-actie in Noord- en Zuid-Amerika weinig om het lijf had gehad.Ga naar voetnoot7 Toynbee sprak zich in 1952 in gelijke geest uit.Ga naar voetnoot8 Langer en Gleason betwijfelden de betekenis van de Vijfde Colonne in Noorwegen en Frankrijk,Ga naar voetnoot9 en Derry was bereid, volmondig te erkennen dat het effect van Quislings actie ernstig overschat was.Ga naar voetnoot10

Daar stond tegenover dat in andere, op hoog peil staande, gezaghebbende werken de Vijfde Colonne, in de regel in korte passages, in al haar fascinerende glorie herrees. Dat geschiedde op gezag van Hambro door Churchill in de aan Noorwegen gewijde passages van zijn meeslepende gedenkschriften.Ga naar voetnoot11 Hugh Seton-Watson sprak van de ‘voorbeeldige efficiency’ van het Vijfde-Colonne-Werk der Volksduitsers in Polen.Ga naar voetnoot12 Louis L. Snyder nam in zijn meesterlijke analyse van het Duitse nationalistische denken een passage op waarin van de ‘spionnen, saboteurs en geassorteerde samenzweerders’ van de IG Farben, het grote Duitse chemische kartel, gesproken werd, welks agenten, aldus Snyder, ‘de kern van Nazi-

[pagina 184]

[p. 184]

intriges in vreemde landen’ gevormd hadden.Ga naar voetnoot1 Martin Wight tenslotte, noemde in een publicatie van het Engelse Royal Institute of International Affairs de Volksduitse minderheden in Oost-Europa ‘een internationale Vijfde Colonne van unieke kracht’Ga naar voetnoot2 en gaf van de Auslands-Organisation en de Volksbund für das Deutschtum im Ausland een beschrijving, waarin onder meer de vermomde toeristen, technici en handelsreizigers weer vermeld werden.Ga naar voetnoot3

In Duitsland daarentegen, werd van nationaal-socialistische zijde pertinent ontkend dat er ooit een Vijfde Colonne bestaan had.

Tijdens het te Neurenberg gevoerde proces tegen de voornaamste Duitse oorlogsmisdadigers (Hermann Goering c.s.) werd een beëdigde verklaring van Bohle voorgelezen, waarin deze beweerde dat de Auslands-Organisation of leden daarvan noch van Rudolf Hess, aan wie Bohle rechtstreeks ondergeschikt geweest was, noch van hemzelf ‘op enige wijze opdrachten ontvangen hebben waarvan de uitvoering als Vijfde-Colonne-werkzaamheid beschouwd kon worden.’ Ook Hitler had, aldus Bohle, nimmer in dat opzicht enig directief gegeven. Hess had er altijd op aangedrongen dat leden van de Auslands-Organisation zich niet bemoeiden met de binnenlandse toestanden van het land waar zij als gast leefden. Er waren, dat erkende Bohle, Duitsers geweest die in den vreemde ingeschakeld waren in de Duitse spionnage-dienst, maar dat soort werk hadden Fransen en Engelsen voor hún spionnage-diensten ook verricht, en het spionnage-werk van de betrokken Duitsers had in elk geval met hun lidmaatschap van de Auslands-Organisation niets te maken gehad.Ga naar voetnoot4

Een lid van de prosecutie-staf ging Bohle vervolgens met enkele vragen te lijf die van volstrekte twijfel aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring getuigden:

Luit.-kolonel Griffith-Jones: Kwam nooit de gedachte bij U op dat, wanneer Uw leger een land aanviel waar U een goed-georganiseerde organisatie had, die organisatie van uitzonderlijke militaire waarde zou zijn?
Bohle: Neen, dat was de zin en de doelstelling niet van de Auslands-Organisation en geen enkele instelling heeft zich ooit in dat verband met mij in verbinding gesteld.
Luit.-kolonel Griffith-Jones: Wilt U dit Gerechtshof dus vertellen dat, toen de verschillende landen in Europa in feite door het Duitse leger overvallen werden, Uw plaatselijke organisaties niets deden om ze in militaire of semimilitaire hoedanigheid te helpen?
Bohle: Ja, inderdaad.’Ga naar voetnoot5

Van Alfred Hess, broeder van Rudolf Hess en plaatsvervangend leider van de Auslands-Organisation, werd een verklaring voorgelezen waaruit

[pagina 185]

[p. 185]

het Internationale Militaire Gerechtshof onder meer vernam, dat het slagwoord ‘de Vijfde Colonne’ ‘in de Auslands-Organisation beschouwd werd als een handige bluf van de anti-fascistische propaganda, en het wekte oprechte vrolijkheid op.’ Individuele Duitsers hadden, zei Alfred Hess, inderdaad geheime opdrachten gehad, dat was alleen maar natuurlijk geweest, ‘maar de Auslands-Organisation was stellig niet de verstrekker van zulke opdrachten en evenmin de tussenschakel voor zulke agenten.’Ga naar voetnoot1 Slechts enkele Duitsers hadden in den vreemde het gebod overtreden, zich niet te bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van de staat waar zij woonden; zij waren, deelde Hess mee, ‘zwaar gestraft.’Ga naar voetnoot2

Deze en dergelijke verklaringen werden door Bohle, toen hij bij het proces voor een der Neurenberger Amerikaanse Militaire Gerechtshoven tegen de Duitse diplomaten (Weizsaecker c.s.) zelf op het beklaagdenbankje zat, met klem herhaald. De Auslands-Organisation was, betoogde hij, een sociale, vaderlandslievende organisatie geweest, te vergelijken met de British Council of de Alliance française, weliswaar van politiek karakter, maar toch in wezen een onschuldig, lofwaardig instituut.

Het betoog van Bohle en Rudolf Hess werd in de wereldpers niet opgenomen: het werd niet de moeite waard geacht. Ware het wèl geschied, het zou bij de lezers in de meeste landen met geïrriteerd schouderophalen ontvangen zijn: nog twee leugenaars! Lieden als Goering, Ribbentrop en Seyss-Inquart hadden ook de blanke onschuld uitgehangen; ze waren toch tot de doodstraf veroordeeld. Trouwens, wat betekenden de meest sinistere Vijfde-Colonne-verhalen, vergeleken met de blootgelegde realiteit van concentratiekamp en gaskamer?

Zo handhaafde zich bij de meeste mensen in de niet-Duitse landen het beeld van de Vijfde Colonne dat in de jaren van 1933 tot 1941 ontstaan was en trad de begrijpelijke tendentie aan de dag, dat beeld aan de generaties over te dragen voor welke het nationaal-socialistische Duitsland en zijn wandaden in hoofdzaak of uitsluitend geschiedenis zouden zijn waarvan men in de boeken las. Tekenend is het, te constateren hoezeer bijvoorbeeld in vele Angelsaksische historische handboeken over de tweede wereldoorlog de aan de invasie van Nederland gewijde passages gebaseerd zijn op de uit 1940 daterende inlichtingen. Daar ontmoeten wij weer de Duitsers, woonachtig in Rotterdam, die ‘machinegeweer-posten bezetten en strategische bruggen vernietigden,’Ga naar voetnoot3 of ‘Nederland binnengekomen waren als ‘toeristen’, ‘handelsreizigers’ of ‘studenten’’Ga naar voetnoot4; de Vijfde Colonnisten, die ‘de sirenes voor de luchtbescherming in het ongerede brachten en wat van Amsterdams watervoorziening over was,

[pagina 186]

[p. 186]

onderbraken’Ga naar voetnoot1, of ‘verwarring en terreur achter de linies verspreidden’Ga naar voetnoot2; de parachutisten, die samenwerkten met ‘spionnen, verraders, Vijfde Colonnisten en Duitse toeristen’Ga naar voetnoot3, of naar beneden daalden, ‘velen in Nederlands uniform,uitstekend Nederlands sprekend en burgers en soldaten gelijkelijk in verwarring brengend’Ga naar voetnoot4. En zelfs in een ‘miniatuur-geschiedenis’ van de tweede wereldoorlog werd nog ruimte gevonden voor de opmerking dat de Duitsers in Nederland ‘handig gebruik maakten (als in Noorwegen, maar op groter schaal) zowel van parachutisten als van verraad’.Ga naar voetnoot5

Waarom zou men twijfelen aan mededelingen van zo gelijke strekking, gedaan door zo gezaghebbende beoefenaren der historische wetenschap? Trouwens, de opvatting dat tijdens de nationaal-socialistische expansie een machtige Duitse Vijfde Colonne aan het werk geweest was, werd als het ware ingebed in een denken waarin het begrip Vijfde Colonne als zodanig een steeds groter rol ging spelen, De Westerse wereld raakte meeren-meer gebiologeerd door de communistische -, de communistische door de Westerse Vijfde Colonne. Er brak kort na 1945 een era aan waarin men haast geen krant meer kon lezen of nieuwsuitzending horen zonder die van angst huiverende term tegen te komen.

Dat hij uit een blufferige toespraak van een generaal in de Spaanse burgeroorlog geboren was, herinnerden slechts enkelen zich.

Men kon zich nauwelijks een wereld denken waarin geen Vijfde Colonne bestond.

٭

Wanneer wij nu de voorstellingen omtrent de Duitse Vijfde Colonne op hun waarheidsgehalte gaan onderzoeken, lijkt het verstandig, expliciet aan te geven wat men onder die Vijfde Colonne verstaan heeft.

Nauwkeurige definities zijn zelden geheel bevredigend; zij zijn dat te minder wanneer de inhoud weergegeven moet worden van een term die in het spraakgebruik zo afgesleten is dat er haast geen scherpe beeldenaar meer op te ontwaren valt. De ‘Vijfde Colonne’ is zulk een term geworden - een woord-combinatie waarvan in het dagelijks gebruik zekere vaagheid van meet af aan een essentieel element gevormd heeft.

Als we het eens aldus probeerden:

[pagina 187]

[p. 187]

Als Duitse Vijfde Colonne is iedere groep buiten het nationaal-socialistische Duitsland beschouwd die bewust en in overeenstemming met de geheime instructies van Duitse autoriteiten een activiteit ontplooide die de territoriale expansie van Duitsland bevorderde.

Laat ons deze omschrijving nader bezien.

‘Duitse Vijfde Colonne’ is reeds een tweeslachtig begrip. Men kan er een pro-Duitse, men kan er ook een uit Duitsers bestaande Vijfde Colonne mee aanduiden. De eerste aanduiding is ruimer dan de tweede: zij sluit alle niet-Duitse groepen in die pro-Duitse actie voerden. Nu wezen wij er in ons Woord Vooraf al op, dat de actie dier niet-Duitse groepen zich er nog niet toe leent, in internationaal kader wetenschappelijk beschreven te worden. Wij kunnen haar echter niet geheel verwaarlozen. De gemeenschappen die zich door het Derde Rijk bedreigd hebben gevoeld, hebben de uit Duitsers en de uit ‘inheemse’ fascisten en nationaal-socialisten bestaande Vijfde Colonnes als één geheel gezien. De vraag of die ‘inheemse’ Vijfde Colonnes steun verleend hebben aan de Duitse aggressie, kunnen wij dan ook niet uit de weg gaan - maar de politieke achtergrond van al die Noorse, Nederlandse, Franse, Britse, Noord- en Zuid-Amerikaanse fascistische en nationaal-socialistische bewegingen en beweginkjes willen wij laten rusten.

Keren wij tot onze omschrijving terug.

Vijfde-Colonne-activiteit zag men als bewuste activiteit. Waarlijk - er is ook door anderen voor en tijdens de oorlog heel wat activiteit ontplooid die objectief, ‘ongewild’, de territoriale expansie van Duitsland bevorderd heeft. Zou men ook daarop het woord ‘Vijfde Colonne’ toepassen, dan zou men het tot zinloos politiek scheldwoord degraderen. Het is de subjectieve intentie die niet mag ontbreken.

Evenmin mag in het geval van de Duitse Vijfde Colonne het organisatorisch verband met Duitse autoriteiten - autoriteiten van partij en staat - gemist worden. Men zag de Vijfde Colonne als een werktuig dat van Duitsland uit gehanteerd werd.

Voorts moest de activiteit dier Vijfde Colonne bij uitstek in het geheim gedirigeerd worden. Zij werd als samenzwering beschouwd, en ook in die gevallen waarin nationaal-socialistische instellingen (de Auslands-Organisation der NSDAP bijvoorbeeld, of het Propaganda-Ministerium) in den vreemde in het publiek werkzaam waren, nam men toch aan dat zij niet voor hun werkelijke doeleinden uitkwamen en dat hun ‘eigenlijke’ activiteit uit het opvolgen van geheime Duitse instructies bestond.

Die activiteit droeg, zoals men het zag - dat bracht Tolischus al zo duidelijk onder woorden -, in vredestijd een ander karakter dan in oorlogstijd. Men zou haar in vredestijd in het begrip ‘ondermijning’ kunnen samenvatten: ‘Door middel van de Vijfde Colonne ondermijnde het nationaal-socialistische Duitsland andere staten.’ Was dat niet de algemene impressie die in de jaren 1933-1939 ontstaan was? De oorlogs-

[pagina 188]

[p. 188]

activiteit beschouwde men daarentegen gekarakteriseerd door het verlenen van steun aan de militaire aggressie door middel van de aanval-van-binnen-uit tijdens die aggressie. In dat tweede geval willen wij voortaan van de militaire Vijfde Colonne spreken in tegenstelling tot de politieke (‘ondermijning in vredestijd’). Tussen die twee Vijfde Colonnes zag men natuurlijk allerlei overgangen. Men beschouwde de militaire Vijfde Colonne eigenlijk als de consequentie, de culminatie van de politieke.

De voorstellingen die na 1933 buiten Duitsland betreffende die politieke Vijfde Colonne ontstonden, hebben wij in het algemeen in de Inleiding van dit deel weergegeven; het beeld van de militaire Vijfde Colonne werd in zeven hoofdstukken land voor land geschetst. Daar hebben wij getracht uit te beelden hoe men in de door Duitsland aangevallen of zich door Duitsland bedreigd voelende staten die Duitse Vijfde Colonne tijdens de tweede wereldoorlog gezien heeft.

De voorstellingen nu welke in die hoofdstukken van het eerste deel van ons boek betreffende de militaire Vijfde Colonne neergelegd zijn, willen wij in het tweede deel critisch onderzoeken. Of anders: naast het beeld van wat die Vijfde Colonne naar men meende op haar geweten had, willen wij een tweede beeld plaatsen: wat werkelijk gebeurd is.

Stof genoeg voor dat tweede beeld! Duitsche archiefdossiers zijn na de oorlog in onafzienbare rijen gevonden. Duizenden documenten zijn alleen al bij de Neurenberger processen openbaar gemaakt en de Duitsers die daar terecht stonden, hebben zich in volle vrijheid kunnen verdedigen. Overeenkomstige processen zijn in alle, tijdens de oorlog bezette landen tegen diegenen gevoerd die met de Duitsers samengewerkt hebben. Nationale rivieren van mémoire-litteratuur hebben zich tot een brede internationale stroom verenigd. Militaire historici zijn in alle Westerse staten ver gevorderd met de nauwgezette reconstructie van de veldtochten uit de eerste helft van de tweede wereldoorlog. Voor het onderzoek van de niet-politieke aspecten van de periode 1933-1945 zijn in landen als Noorwegen, West-Duitsland en Frankrijk, gelijk ook in Nederland, overheidsinstellingen opgericht die archieven verzameld, geordend en bestudeerd hebben. In Nederland, Frankrijk, Denemarken en Noorwegen hebben parlementaire commissies van onderzoek de juiste toedracht van het gebeurde tijdens de Duitse invasies onderzocht en beschreven. En tenslotte is in tal van landen door wetenschappelijke bibliotheken en andere wetenschappelijke instellingen een schat aan documentatiemateriaal over de Nazi-tijd verzameld die al menig serieus historicus in staat gesteld heeft, op bepaalde aspecten van die tijd het helder licht te laten vallen van zijn critisch oordeel, onvertroebeld door affecten.

Dat laatste vooral: pas nu de angst voor de Duitse Vijfde Colonne geweken is, is het mogelijk geworden, haar werkelijk optreden in volle omvang na te gaan en uit te beelden. En wellicht is de lezer, in wie thans ook niet meer die angst leeft waaraan hij misschien in de jaren der

[pagina 189]

[p. 189]

nationaal-socialistische aggressie onderhevig was, al door critische vragen beslopen.

Wat is van al het voorafgaande ‘waar’ geweest? Wat niet?

Wat werkelijkheid? Wat inbeelding?

Dat willen wij nagaan.

Onze taak is het, de rollen om te keren en de Duitse acties systematisch te schetsen niet zoals zij zich aan de overvallen volkeren en Duitslands overige tegenstanders voordeden doch zoals zij zich realiter afgespeeld hebben, teneinde daarbij in het bijzonder na te gaan, waar wij de vinger kunnen leggen op daden die men aan een Duitse Vijfde Colonne zou moeten toeschrijven.

Hoe werden de Duitse offensieven voorbereid? Hoe zat de Duitse vooroorlogse spionnage in elkaar? Welk gebruik werd tijdens de oorlogsacties gemaakt van spionnen, saboteurs, guerrillastrijders, verraders - van Rijksduitsers, Volksduitsers en ‘inheemse’ nationaal-socialisten en fascisten? Deze en dergelijke vragen zijn het waarop wij land voor land een antwoord willen zoeken. Mocht daarbij blijken, dat de militaire Vijfde Colonne inderdaad een feit is geweest, dan moeten de factoren aangegeven worden die haar ontstaan bepaald en haar ontwikkeling bevorderd hebben. Mocht tevens blijken dat het werkelijk optreden van die Vijfde Colonne opvallend verschilt van de in het eerste deel van ons boek neergelegde voorstellingen, dan zouden wij ook voor dat contrast een verklaring moeten zoeken. Doch aan die achtergronden en perspectieven zijn wij in het tweede deel nog niet toe.

Terug naar het eerste slachtoffer van Hitlers militaire aggressie: Polen.

voetnoot1
Thomas W. Huntington: ‘The Trojan-Horse bibliography. The European ‘Fifth Column’ and American morale-resistance’. Bulletin of the New York Public Library, XLIV, 10 (Oct. 1940), p. 741-4.
voetnoot2
Florence S. Hellman: Nazi Fifth Column activities. A list of references (Washington, 1943).
voetnoot1
William Donovan en Edgar Ansel Mowrer: Fifth Column lessons for America (Washington, 1940), p. 4.
voetnoot2
Ibid., p. 11.
voetnoot3
Ibid., p. 14.
voetnoot4
Ibid., p. 2.
voetnoot1
Raymond E. Murphy, Francis B. Stevens, Howard Trivers, Joseph M. Roland: National socialism. Basic principles, their application by the Nazi party's Foreign Organization, and the use of Germans abroad for German aims (Washington, 1943), p. 132.
voetnoot2
Ibid., p. 133.
voetnoot3
Ibid.
voetnoot4
Ibid., p. 134.
voetnoot5
Ibid., p. 137.
voetnoot6
Carl J. Hambro: I saw it happen in Norway (Londen, 1940).
voetnoot7
E.N. van Kleffens: The rape of the Netherlands (Londen, 1940); Amerikaanse uitgave: Juggernaut over Holland (New York, 1940).
voetnoot8
The German Fifth Column in Poland (Londen, 1941).
voetnoot9
B. Bilek: Fifth Column at work (Londen, 1945).
voetnoot1
Heinz Pol: AO - Auslandsorganisation. Tatsachen aus Aktenberichten der 5. Kolonne (Graz, 1945), p, 87.
voetnoot2
Fernandez Artucio: The German Octopus in South America, p. 24.
voetnoot3
Kurt Singer: Duel for the Northland. The war of enemy agents in Scandinavia (Londen, 1945), p. 37.
voetnoot4
H.W. Blood-Ryan: The great German conspiracy (Londen, z.j.), p. 167.
voetnoot5
Pol: AO, p. 44.
voetnoot6
België. Een officieel overzicht van de gebeurtenissen 1939-1940 (Londen, 1941), p. 37.
voetnoot7
In: Toynbee en Boulter: Survey of international affairs 1938, dl I (Londen, 1941), p. 586-7 en 672-4.
voetnoot8
The world in March 1939 (Londen, 1952), p. 12.
voetnoot9
Langer en Gleason: The challenge to isolation 1937-1940, p. 420, 448
voetnoot10
Dr T.K. Derry: The campaign in Norway (Londen, 1952), p. 244.
voetnoot11
Churchill: The second world war. dl I. The gathering storm, p. 478-9.
voetnoot12
Hugh Seton-Watson: Eastern Europe between the wars, 1918-1941 (Cambridge, 1946), p. 283.
voetnoot1
Louis L. Snyder: German nationalism: the tragedy of a people (Harrisburg, 1952), p. 295.
voetnoot2
The world in March 1939, p. 332.
voetnoot3
Ibid., p. 314-6.
voetnoot4
IMT, dl X, p. 15.
voetnoot5
Ibid., p. 19.
voetnoot1
IMT, dl X, p. 76.
voetnoot2
Ibid., p. 77.
voetnoot3
C. Grove Haines en Ross J.S. Hoffman: The origins and background of the second world war (New York, 1947), p. 571.
voetnoot4
Walter Consuelo Langsam: The world since 1914 (New York, 1948), p. 764.
voetnoot1
Francis Trevelyan Miller: History of world mar II (Philadelphia, 1945), p. 170.
voetnoot2
Henry Steele Commager: The story of the second world war (Boston, 1945), p. 51.
voetnoot3
Frederick L. Schuman: International politics. The Western state system in transition (New York, 1941), p. 580.
voetnoot4
Walter Phelps Hall: Iron out of calvary. An interpretative history of the second world war (New York, 1946), p. 94.
voetnoot5
R.C.K. Ensor: A miniature history of the war (Oxford, 1945), p. 25.
Hoofdstuk VIII  Het gefixeerde beeld, De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog, L. de Jong - DBNL (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Arielle Torp

Last Updated:

Views: 6340

Rating: 4 / 5 (61 voted)

Reviews: 84% of readers found this page helpful

Author information

Name: Arielle Torp

Birthday: 1997-09-20

Address: 87313 Erdman Vista, North Dustinborough, WA 37563

Phone: +97216742823598

Job: Central Technology Officer

Hobby: Taekwondo, Macrame, Foreign language learning, Kite flying, Cooking, Skiing, Computer programming

Introduction: My name is Arielle Torp, I am a comfortable, kind, zealous, lovely, jolly, colorful, adventurous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.